Productieproces

Om een neon object te maken is eerst een neon tekening nodig. Vroeger werd deze met de hand op ware grootte getekend. Tegenwoordig worden de tekeningen met de computer gemaakt en door een plotter 1:1 afgedrukt. Om het glas goed te kunnen buigen moet het omgekeerd op de tekening kunnen worden gelegd. Een neon tekening wordt dan ook in spiegelbeeld afgedrukt.

De glazen buizen worden verhit in de vlam van een brander om buigbaar te worden. Daarvoor kunnen twee verschillende branders worden gebruikt; een lint-brander om mooie ronde bochten te kunnen vormen, en een tafel-brander voor haakse bochten en kleinere ronde bochten. De gebogen buizen worden steeds boven de tekening gehouden om de lijnen van de tekening exact te volgen. 

Als het glassysteem helemaal gebogen is, wordt het meestal van een kleur voorzien door een coating aan de binnenkant van het glas aan te brengen. Soms is de kleur van de glazen buis zelf echter al voldoende voor de uiteindelijke kleur van het neon object. Deze coating bestaat uit een fluorescentie poeder, vermengd met een vloeibaar bindmiddel. Deze suspensie wordt aan één kant in het glassysteem gegoten en vervolgens met een draaiende beweging door het hele systeem heen geleid om een egale laag aan de binnenkant van het glas te vormen. De overtollige vloeistof wordt er aan de andere kant uit gegoten, terug in de fles. Door warme lucht door de buis heen te blazen droogt de suspensie laag al gedeeltelijk op, maar uiteindelijk wordt het systeem in een speciale oven geplaatst om het resterende bindmiddel er uit te stoken. Aan de binnenkant van de buis blijft dan alleen een egale poeder laag over.

Een neon systeem bestaat soms uit meerdere gedeeltes die aan elkaar gelast moeten worden. Daarvoor worden de uiteinden verhit met een hand brander en aan elkaar gelast. 

Op dezelfde wijze worden vervolgens aan beide uiteinden van het systeem electrodes gelast. Die zijn nodig om uiteindelijk stroom door het systeem te kunnen laten lopen. Aan één van deze electrodes wordt bovendien een zogenaamde pompstengel, bestaande uit een dun glazen buisje, gelast. 

Met deze pompstengel wordt het systeem tijdelijk aan een speciale vacuümpomp gelast. Eerst wordt het systeem vacuüm getrokken en vervolgens onder stroom gezet om de electrodes te activeren en het laatste restje verontreiniging er uit te stoken. Daarna wordt het systeem nog verder vacuüm getrokken en afgekoeld. Pas dan kan het systeem gevuld worden met het gewenste edelgas en van de pomp af gesmolten worden. 

Het systeem wordt dan nog in een brandraam opgehangen, waar de electrodes op een trafo worden aangesloten. Hier blijft het een tijdje hangen om het systeem in te laten branden en tevens te controleren.